Woordenschat groep 5: serie C oefening 1
Wat wordt bedoeld met kantelen?
- op een zijkant duwen/belanden
- de bocht in sturen
- geld vragen
- de kantine beheren
Wat wordt bedoeld met het klapstuk?
- het hoogtepunt
- het vuurwerk
- het lawaai
- het toneelstuk
Wat wordt bedoeld met lanceren?
- afvuren (bijv. van een raket)
- neerkomen
- in evenwicht blijven
- de daling inzetten
Wat wordt bedoeld met loom?
- traag en lui
- prettig
- opgewekt en positief
- naargeestig
Wat wordt bedoeld met maximaal?
- ten hoogste
- niet veranderend
- wat stevig in elkaar zit
- uitgebreid
Wat wordt bedoeld met miezeren?
- regenen met heel kleine druppeltjes
- geluid maken (van een kat)
- op iemands spieren drukken en wrijven
- vergroten
Wat wordt bedoeld met de nederlaag?
- het verlies van een strijd
- de zandlaag
- de onderaardse gang
- de afdaling (bij het bergbeklimmen)
Wat wordt bedoeld met op het nippertje ?
- nèt op tijd
- op het eerste gezicht
- ruimschoots
- op het strand
Wat wordt bedoeld met ogenblikkelijk?
- meteen
- gehoorzaam
- vriendelijk
- zeer vervelend
Wat wordt bedoeld met in een ommezien?
- heel snel
- in een vergeten moment
- de omekeer
- na verloop van tijd